Gepubliceerd op June 30th, 2023
Rustig gaat Shmuel mee met de rechercheurs. Het wordt een lange rit naar het politiebureau. Terloops zegt een vrouwelijke rechercheur met vriendelijk bruine ogen dat ik de volgende dag om 10.30 uur moet komen voor een gesprek. Ook zegt zij zeer nadrukkelijk: “Wij gaan u beelden laten zien.” Ik knik alleen maar. Iets in haar ogen zegt dat ik niet vrijblijvend nee kan zeggen. Automatisch laat ik de honden uit en de wereld lijkt niet te zijn veranderd. Ineens komt er in mij op dat dit het moment is om een advocaat te zoeken. Door mijn werkervaring is dat het eerste waar ik aan denk. Op een site voor strafpleiters kijkt een vrouw mij recht in de lens aan. Ik besluit om het kantoor waar zij aan verbonden is te bellen. Snel krijg ik haar aan de lijn. Ze zegt heel zakelijk: “Laten we maar even afwachten of ze iets hebben. En als u morgen moet komen, adviseer ik u om niets te zeggen. Op elke vraag kunt u zeggen: ik verschoon. Dit is het recht dat een getuige heeft om vragen, vanwege een familierelatie met de verdachte, niet beantwoorden.” De ernst van de situatie treft mij als een schop in mijn buik. Ik vergeet even te ademhalen. Ik herhaal een aantal keren in mijzelf: “Ik verschoon, ik verschoon.”
Tijdens de rit naar het politiebureau voel ik dat mijn maag en darmen zich verkrampen tot een hinderlijke bal. Ik probeer elke angstige gedachte te vermijden en ik concentreer mij op mijn ademhaling. In het politiebureau word ik verwelkomt door de vrouwelijke rechercheur met de vriendelijke bruine ogen. Gek hoe in mijn herinnering het uiterlijk en het gedrag van de rechercheurs op mijn netvlies staan. Ik herken de andere rechercheur en weet zijn naam nog. In mijn werk ben ik gewend om namen feilloos te onthouden. Ik heb de moed om hem bij zijn naam aan te spreken. Dit geeft mij het gevoel van controle terug. Ik krijg een naamkaartje waar ‘bezoeker’ op staat dat ik aan mijn kleding moet bevestigen.
De rechercheurs leiden mij door een doolhof van gangen en trappen. Er wordt gestopt voor een smalle ruimte zonder ramen met donkergetinte muren. Er staan een bureau, een computer en drie stoelen. Men wil dat ik plaats neem voor het bureau waar één stoel staat. Na enige uitleg start het verhoor. De eerste vragen zijn heel neutraal. De leeftijd van onze kinderen en wat onze trouwdatum is. En ineens krijg ik een filmpje te zien. Ik besef dat het nu ernstig gaat worden. Het filmpje is donker en toch goed zichtbaar. Op het filmpje wordt een minderjarige misbruikt. Mijn keel wordt enorm droog en ik kan nog net de woorden uitspreken: “Ik verschoon.” Ook krijg ik het gevoel alsof er een storm begint te razen. En dat ik in het oog van de storm zit. De stem van de rechercheur lijkt ook van ver te komen. Vervolgens zie ik een foto van een meisje dat ik ken. En wederom zeg ik: “Ik verschoon.” Het meisje heb ik ontmoet tijdens een vakantie. Ze zat alleen aan het zwembad met een bal te spelen. De bal rolde mijn kant op en ik gooide de bal naar haar terug. En zo begon ons contact.
Shmuel heeft foto’s van haar genomen en haar ook gefilmd. In shock kijk ik naar de beelden van het meisje. Mijn stem is te horen op de video-opname. Geen wonder dat het team mij wil spreken! Misschien zien ze mij wel als medeplichtige?! Wat ben ik blij dat het gevoel van een razende storm mijn angst overstemt. Ik krijg nog meer beelden te zien. Deze kinderen ken ik niet. Op elke vraag zeg ik: ”Ik verschoon.” Er lijkt geen einde te komen aan het verhoor. Totdat ik de rechercheur hoor zeggen: “Wilt u nog even hier uw handtekening zetten?”
Ik teken en het voelt alsof de storm mij heeft op geslokt. Ik ben er niet meer. Er is een dodelijke rust in mij en op de automatische piloot loop ik terug via de gangen en trappen naar de receptie van het gebouw. Wezenloos sta ik buiten en ik voel dat mijn benen het begeven. Ik ga zitten op de stoep. Als een gewoontegebaar pak ik de hanger die om mijn nek hangt, mijn talisman. Mijn vingers gaan langs de hoekige randen en ik zeg: “Ik verschoon.” “